zondag 7 september 2014

Pure horror


Vorige week maandag nam ik geen tijd de 'litanie van de angst' te prevelen. Schreeuwen desnoods.
Enkel de meest godslasterende vloeken galmden door het dal, als trillingen die een veelvoud van mijn belagers wisten te alarmeren. Pure horror, ik zou er nachtmerrie's gehad van kunnen hebben. Afgelopen week niet gehad, maar dat kan de jeuk en de brand in mijn armen geweest zijn, het geklop op mijn schedel. Een paar kleine klopgeesten als gezwellen in mijn hoofdhuid die om de paar minuten even willen komen buurten in mijn hersenpan.
Ik tel er na 2 dagen een stuk of 30. Ik zal wel overdrijven met een paar, maar daarmee neemt de gevoelswaarde niet af.
Jaja, ik spaar wat euro's uit door voor de gemeente extreem steile taluds te willen maaien met de logge bosmaaier. Ik ben tenslotte nog jong, voor de begrippen hier. Lenig, dat varkentje was ik wel. Iedere week een strook van zo'n 8 bij 20 meter grenzend aan een muur die de oprit van het kasteeldorpje opsluit en een rotswand die laag begint en een meter of 6 hoog eindigt. De gemeente krijgt geen geld voor het onderhoud, bewoners vinden het aanzicht van dat verwilderde gras maar niks en de slangen natuurlijk. Onze ezeltjes smullen er maanden van, dus natuurlijk wil ik dat stuk wel maaien. Ook als 'contributie' aan de assocciation ter-behoud-van-het-cultuurhistorisch-erfgoed-van-le site
De 2e strook 'steile uitdaging' stond maandagochtend op mijn program. Flesje water mee, maaier en frisse moed wetende dat het dorp nog niet helemaal wakker is, de dauw, de schaduw. Tijdens het vullen van de spoel, harnas aan, maaier vullen met brandstof hoor ik het gezoem. Een koor, wespen, duidelijk. Ik hoor het verschil tussen zweefvliegen, bijen, hoornaars en wespen, geen enkel probleem. 
Ik inspecteer de enorme naaldboom op het talud tegenover waar ik het maaiwerk wil voortzetten. En masse foerageren er wespen in deze gezonde boom. Mooi! Ik zoek het nest, de bol van grauw papier. Of in een holte in de naaldboom? Niks te zien. Oh ja, de verwondering van het moment voorbij; Ik zou gaan maaien voor Ollie & Sarko. De beestjes kunnen bij mooi weer alleen 's nachts grazen, ik zie ze graag ook overdag door ze hooi te geven. 
Ik maai in breedtestroken vanaf de rotswand beneden naar de muur richting oprit boven. Na 2 stroken ben ik toe aan de 3e en schuifel voorzichtig naar beneden, de rand van het talud. Ik geef een hengst gas en laat de bosmaaier met een mooie zeiszwieper in het nog niet gemaaide gras zwaaien. Mijn veiligheidsbril maak ik niet frequent schoon, ik zie er 1 vliegen. Maar dat is er maar 1. Of zijn het er meer?
Pure horror!!
Het zijn er velen.
Je bedenkt dit niet en kunt je er niet op voorbereiden. 
Het zou een succesvol deel van zo'n Super-FAIL-compilatie 2014 op YouTube kunnen zijn.
Voor ik het weet zwermen er vele, en vele rond mijn hoofd, armen. Verwoed begin ik mezelf te slaan en weg te lopen, de bosmaaier nog met draaiende motor aan het harnas, de pet inmiddels van het hoofd. Ook de veiligheidsbril en gehoorbescherming liggen ergens. 
Ik zie niets anders dan wespen en de wereld in een waas. Besluit om me met bosmaaier en al de rotswand af te laten glijden als was het een steile glijbaan. Onderwijl word ik geprikt. Voor mijn gevoel continu. Met maar twee armen sla je nog geen 2% van je belagers dood.
Pure horror.
Terwijl ik naar de Rode ren probeer ik de bosmaaier van het pennetje af te werpen. De machine laat ik op straat kletteren. Met nog talloze wespen op mijn lijf en in mijn haar! stort ik me de auto in waar ik doorga met mezelf slaan en prikken voelen. Hysterisch ben ik, zo krijgt niemand me. Dit kunnen alleen insecten waarvoor ik denk een allergie te hebben.
(Ik werd in 2009 gestoken door wespbijen, de allergische reactie was duidelijk. Ook bijen, muggen, oogstmijt, dazen en horzels veroorzaken extreme jeuk, voor weken, en alle mogelijke gevolgen. De angst voor wespensteken is net zo groot.)
Stompend op mijn tas met telefoon, flesje water en snoeischaar waar vast nog wel een wesp in klem kan zitten kom ik op adem. Ik durf het andere raampje open te draaien om er een wesp uit te laten, slaan op het raam durf ik niet, uitgeput, hijgend. Met trillende handen stuur ik Marc een sms dat ik probeer mijn spullen te pakken en naar huis te komen. Ik meld enkel dat ik een wespennest gemaaid heb.
Mijn hoofd, voorhoofd en lip, mijn armen van onder en boven, en op, staan in brand. Ik voel al snel dat ik geen nachtmerrie heb en niet allergisch ben voor wespensteken. En anders ben ik nu in 1 klap genezen. Gerustgesteld kan ik dus ook naar huis rijden waar Marc op me wacht. Blij dat ik strak uit de auto klim met haar als van een clown zo geklit en overeind, een gezicht dat alles zegt -heb ik weer....-.
Eén aspirientje om het bloed te verdunnen, verplicht liters water drinken onder toezicht en in beweging blijven. Wat Rescue-zalf op de steken, ook in mijn haar waar zich ook een ontelbare hoeveelheid brandpuntjes bevinden.

De dag erop gaan we terug om het hooi op te halen. Marc loopt rustig en behoedzaam naar het nest in de grond. Ik heb met de maaikop met 2x 4mm dik draad de ingang van een groot nest geruïneerd. 
Niet vreemd, de woede van het volk dat ik ongezien op mijn hals haalde. Dertig steken? Peanuts vergeleken bij mijn trage vlucht en de hoeveelheid van de wespen. De diameter van de ronde ingang van het nest schat Marc op een ruime 10 centimeter. 'Het krioelde ervan, ga ook maar even rustig kijken. Ze zijn nu niet boos meer.' Ja, dank je de koekoek. Ik doe een poging, maar dichter dan 2 meter durf ik niet te gaan om de horror nog eens te herbeleven. 

Na een week prijs ik mezelf gelukkig. Ik ben niet allergisch voor wespensteken. Ik heb nog een paar hardnekkige steken die sadistisch blijven jeuken en een kleine les geleerd. Namelijk; de veiligheidsbril schoon houden en nog vroeger in de morgen starten.
Anders bedanken voor de eer, want dit? Nooit meer!
Pure horror.

Monsieur Ravelac


Zoals u weet maak ik iedere donderdagochtend schoon bij de familie Ravelac.

Het echtpaar dat inmiddels 90+ heeft geteld woont al meer dan 70 jaar op de boerderij. Aangebouwde schuren tegen een helling op. Met kippenhok en garage en op het voorerf het eendenhuisje dat ooit een secadou was. (Patois voor een gebouwtje waar men tamme kastanjes in droogde voor het meel. Armelui's voer dat in de tweede wereldoorlog naar grote steden werd gebracht.)
Een stenen trap leidt naar de voordeur boven de cave. Het gammele oude deurtje ervan klemt dicht met een houten pen in een ijzeren lus. De moestuin met een meidoornhaag eromheen die op een vervallen stenen muurtje groeit, tussen de smalle doodlopende weg en het deels bestraatte erf. De potten met bloemen her en der en de stenen bak waar de bron in overloopt.
Zij kreeg 10 kinderen waarvan er 3 niet getrouwd zijn. Die wonen natuurlijk gewoon nog thuis.
Het ijskonijn is hun enige ongetrouwde dochter. Verloor de liefde van haar leven, hij wilde niet. Ze is naar mij toe inmiddels geen ijskonijn meer, maar dat duurde lang. De ouwetjes namen me sneller op. Afleiding en hulp, vooral zij geniet er altijd wel van dat er hulp door het huis dwarrelt en het niet ziet verslonzen. Want veel kan ze niet meer.


Meneer Ravelac spreekt maar een beetje Frans, de rest is Patois, voor mij onverstaanbaar gebrabbel. Het accent waarmee hij spreekt vinden de Fransen lelijk, Aubrac-Frans. Maar laat de articulatie in dat dialect nou heel duidelijk zijn, de zinnen niet als rappe muziek die je oren strelen en je niets van snapt. De oude baas vindt na zoveel jaren alles best en leeft zijn restje leven. Met zoveel mogelijk eenvoudig genoegen. Met zijn vrouw op de bank in de keuken naar het vuur kijken en de geur van pot au feu ruiken. Zijn walnootjes eten na zijn siësta.
Lieflijke taferelen heb ik er mogen zien. In de late middagzon voor het trapje naar het kippenhok. Tussen de potten met bloemen, nog wat warme zonnestralen genieten, uitkijken over het erf met de zwarte net zo bejaarde labrador aan hun voeten. Het beest ziet er nog puik uit. Is ook gestopt met naar me grommen. Ik krijg nu al kwispelend een korte blaf. Ook lapjespoes Minou zit knipogend in het raamkozijn, het plaatje is af.

Ook wonen er nog 2 ongetrouwde zoons in huis. Bertrand heb ik vaak gezien, die helpt op de boerderij van zijn broer die de boerderij met 50 koeien over nam. Die woont met zijn vrouw in een ander klein huis verderop op de boerderij. Die andere thuiswonende man had ik nog nooit gezien, totdat hij tijdens zijn werk zijn rug zo brak dat er een aantal stalen plaatjes aan te pas moesten komen.
Een wonder voor de oudjes toen hij na een maand ziekenhuis weer zelf in en uit kon lopen, steunend op een stok. Maar geel van huid, uitgemergeld, glazige ogen en een slap handje. Dat was de eerste kennismaking.
Voorlopig nog arbeidsongeschikt doemt het volgende probleem zich aan. Meneer Ravelac krijgt darmproblemen, ziekenhuis in en uit.


Ook ik krijg steeds meer problemen, de poep zit nog net niet aan de muren. De pies wel uitgebeten onder het kleedje naast zijn bed. Mis gegrepen naar de plasfles naast zijn bed. Dat ruik je dan ook zo erg als je binnenkomt in de nog niet geluchte kamer. Het ijskonijn heeft het ook druk. Die is gaan studeren voor een stapje hoger in de verpleegkunde, het is examentijd. Naast de zorg om haar ouders en een full-time baan in het verzorgings- annex bejaardentehuis, redt ze het niet met het huishouden.
En het loopt ook nog steeds niet best met papi.
Ik zie in dit alles, in dit authentieke decor, nog steeds een berg aan boerenromantiek en levenswijsheid.
Meneer Ravelac, die me nu rond elven ziet vertrekken, zwaait me breed lachend uit door een zwieper met zijn stok. Hij neemt dan plaats op een stuk steen in de vorm van een bankje. Naast de bronbak met uitzicht op zijn weilanden met de meiden erop, zwiepend met de lange pluim aan hun sierlijke staarten.
Ach monsieur Ravelac, hoe lang zal ik je dat nog kunnen zien doen?